Haren | Verleden en toekomst

Het staat vast dat Haren zeer oud is, want men vond op het grondgebied graven van Frankische krijgers. De vroegste vermelding van het dorp dateert echter van rond 1050. De Verdunstraat die dwars door Haren loopt is in feite een stuk van de oude weg naar Keulen (“de Keulsche weg”).

Haren bleef tot aan de industrialisatie in de 19de eeuw zeer landelijk en een rustig dorp, een aangename plaats om te verblijven. Er waren doorheen de geschiedenis verschillende grote boerenhoven, waarvan het middeleeuwse Castrum het bekendste is. Adelijke en min of meer voorname families zoals de Hertoghe en Van der Noot met markies d’Assche met het Castrum, Cortenbach, Van Langendonck, Servandoni (artiestennaam d’Hannetaire) met kasteel Ter Elst, hadden hun grotere en kleinere kastelen in Haren. Ook het kasteel Flodorp en het landhuis Renson stonden ooit in Haren, maar zijn evenals hun families met de tijd verdwenen.

Belangrijk voor Haren was het graven van het kanaal van Willebroek in 1561. Later stimuleerde dit kanaal in de tweede helft van de 19de eeuw de industrialisatie van het dorp. Ten noorden van de dorpskern en langs het kanaal kwam er industrie en nijverheid die voor heel wat pendelarbeid in Haren zorgde. Er werden groepen arbeiderswoningen gebouwd en er was een groei van het aantal café’s. Voornamelijk in de buurt van het station Haren-Noord, het kanaal en de Dobbelenberg kwamen er vanaf de jaren 1850 grote fabrieken, Denken we maar aan de Fonderies Bruxelloises (“Brusselse Gieterijen”) (fornuizen en kachels), Diets (wagonveren) overgenomen door De Cuyper (werktuigmachines en verbrandingsovens voor ziekenhuizen), De Keyn (verven en vernissen), De Vestel et Frères (ultramarijn), overgenomen door Reckitt & Colman (chemie) en zeker ook Peters-Lacroix,  in zijn tijd de grootste behangpapierfabrikant. Dit bedrijf was bekend als UPL en had in haar bloeitijd tot 1.200 werknemers in dienst. Verder waren firma’s Marneffe (schroothandel, herstellingen en sloopwerk), Bruda (roofing, stopverf, bitumen), S.A. l’Imprégnation des Bois (creosotering spoorwegdwarsliggers, telefoonpalen) en de nog bekendere Meuneries Bruxelloises, een van de grootste meelfabrieken van Europa (nu Ceres) uitdrukkelijk aanwezig op Haren.

Meer in en om het dorp van Haren waren er talrijke witloofkwekers. Vanaf 1850 werden Schaarbeek, Evere en Haren, alle drie rijk aan zandgrond, elkaars concurrenten in de witloofteelt, die tijdens het interbellum haar hoogtepunt kende. Uit een van de drie Harense stations – Haren-Linde – werd vroeger witloof naar heel Europa verscheept en als laatste gemeente van Brussel bracht ze witloof voort tot in de jaren 1970.

Haren maakte ook het ontstaan van de spoorwegen in België mee. De eerste spoorlijn die in 1835 Brussel met Mechelen verbond, liep door het toenmalige dorp. In 1867 werd de lijn Brussel-Leuven opengesteld, in 1907 de lijn Brussel-Antwerpen en in 1926 de goederenlijn Josaphat-Muizen die tot in 1976 dienstdeed. Het vormings- en rangeerstation van Schaarbeek werd vanaf 1880 stelselmatig uitgebreid op grondgebied van Haren.

Vliegveld van Haren, jaren 1930 © KIK-IRPA

In 1914-1915 bouwde de Duitse bezetter een luchtschipbasis voor hun zeppelins aan de rand van Haren, op het Harenheideveld. Na een Brits bombardement kwam er een vliegveld in de plaats, dat na de Eerste Wereldoorlog in het bezit kwam van het Belgische leger. De ontwikkeling van een netwerk van civiele luchtvaartlijnen werd toevertrouwd aan het Syndicat National pour l’Etude du Transport Aérien (SNETA) en in 1920 kwam er een vliegtuigfabriek, SABCA, in de nabijheid van het vliegveld. In 1923 richtte België haar nationale luchtvaartmaatschappij SABENA op, met Haren als uitvalsbasis.

Deze evoluties vormden een belangrijke aanvullende troef voor Haren, die de gunstige ligging economisch nog interessanter maakten. De gemeente lag immers naast de kanaalzone, waar ondertussen een nieuwe voorhaven werd gepland. Het valt dan ook gemakkelijk te begrijpen waarom de gemeente, administratief opgericht op het einde van de 18de eeuw, in 1921 aan de stad Brussel werd toegevoegd.

Na de Tweede Wereldoorlog bleek de landingsbaan te kort voor de moderne vliegtuigen en werd de luchtvaartactiviteit verlegd van Haren naar Melsbroek en Zaventem. Toch blijft Haren ook vandaag verbonden met de luchtvaart: SABCA is er nog steeds actief, Eurocontrol (Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart) heeft er zijn hoofdzetel en verschillende luchtvrachtbedrijven hebben er hun kantoren.

De intensieve witloofteelt in Haren ging teloor tegen het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw. In dezelfde periode trok ook heel wat industrie weg. Anderzijds kwamen er nieuwe dienstverlenende bedrijven en kantorencomplexen bij. Denken we hierbij alleen al aan het NAVO-hoofdkwartier (de militaire alliantie tussen de Verenigde Staten, Canada en vele Europese landen), de stelplaats en de werkplaatsen van de Brusselse gewestelijke tram- en busmaatschappij MIVB/STIB, het Da Vinci- researchpark en Leopold Square (kantoorcomplex).

Door de lage bevolkingsdichtheid (ongeveer 6.000 inwoners in 2020) heeft de stad Brussel nog relatief veel grond ter beschikking in Haren. Binnenkort is echter de nieuwe grote federale gevangenis klaar, er is sprake van een Europese school en nog verschillende woonprojecten van Stad, gewest en sociale huisvestingsmaatschappijen.

Ondanks al deze bouwwoede in Haren is er hier en daar misschien toch nog een stuk natuur en groen overgebleven, dat voor sommigen nog wat van het oude typische dorpskarakter vertegenwoordigt. Enkele moerassige weiden zijn bewaard gebleven, net als trage wegen en hagen van wilgen of populieren, die zo typisch waren voor de traditionele landelijke omgeving.

Enkele bewoners telen weer witloof, zij het op kleine en ambachtelijke schaal, en er worden hier en daar collectieve moestuinen aangelegd. Het betekent zeker gezonde ontspanning en schept banden tussen mensen, maar het is veelal nostalgie naar een stilaan oud verleden.

GC De Linde

Vliegveld van Haren, jaren 1930 © KIK-IRPA

Verken de getuigenissen